Niets te klagen
De caissière van de supermarkt waar je boodschappen doet, wenst je een fijne dag toe, de serveerster in het restaurant waar je iets eet, zegt geniet ervan, de verkoopster van de zaak waar je kleding koopt, wenst je er veel plezier mee.
Hartelijkheid alom, als je spendeert.
FAILLIET
Je zit in een tram van lijn 24. Drukte in de stad door het paasweekeinde. Op het Rokin stapt een wankele oude man in en neemt naast je plaats. Zijn ouderwetse, grijzige kleding doet verzorgd maar ietwat sleets aan. Jou negerend wendt hij zich tot een bejaarde vrouw die aan de andere kant van het pad zit.
‘Mevrouw, ik ben negentig jaar oud en geloof mij, deze wereld is failliet.’
De vrouw knikt afstandelijk, duidelijk in de hoop hem zo te ontmoedigen, maar dat lukt niet.
‘Ik ben dus negentig,’ vervolgt de man, ‘en weet nog hoe de wereld vijftig of zestig jaar geleden was, niet alles was toen beter maar wel veel.’
De vrouw, die door haar leeftijd ook wel zal weten hoe de wereld vijftig of zestig jaar geleden was, zwijgt. Waarschijnlijk denkt ze iets in de trant van, heb ik dat, maar ze is te beleefd om haar gezicht af te wenden.
‘Ik ben geen pessimist,’ gaat de man door, ‘echt niet, en ook geen doemdenker, dat moet u niet denken, maar deze wereld gaat wel naar de ratsmodee, denkt u ook niet?’
‘Och, dat weet ik niet, meneer,’ antwoordt nu de vrouw afgemeten.
‘Nou mevrouw, ik weet het wel, ik heb mijn hele leven lang goed om mij heen gekeken en heb het zien gebeuren, het komt niet meer goed, de boel is failliet, zoals ik al zei, maar ik blijf optimistisch hoor, ik pluk de dagen als bloemen voor het graf van de wereld tot ik in mijn eigen graf beland.’
Dat wordt de vrouw kennelijk te gortig of ze moet er echt uit bij het Muntplein. In ieder geval staat ze op, loopt voorzichtig om niet te vallen naar een uitgang en piept uit. Dan kijkt ze schichtig even om en ziet wat jij al zag, dat de man haar volgt.
‘We maken er wat van, mevrouw, we laten ons niet kisten, nou ja, nog niet, want het leven is toch nog mooi, nietwaar?’
De tram is gestopt. Zonder te antwoorden drukt de vrouw op de knop om de deur te openen, stapt uit en maakt zich zo snel als het haar door haar leeftijd en de drukte van de stad mogelijk is uit de voeten. De man stapt ook uit maar kan haar niet volgen. De deuren sluiten en de tram rijdt door.
Wat wilde hij, vraag jij je dan af, alleen gelijk krijgen of zag hij iets in haar, was het een onbeholpen flirt?
*
WIE ZAAIT ZAL OOGSTEN
1
Verontrustende pijn in je lijf. Niet alleen daar waar je jaren geleden bent geopereerd wegens prostaatkanker, die de laatste tijd trouwens weer opspeelt. Je zou naar de huisarts moeten gaan, maar vreest dat die je door zal sturen naar het ziekenhuis en daar voel je niet voor. Maar de pijn houdt aan en uiteindelijk bel je toch maar de huisarts, waar je dan de volgende ochtend al terecht kunt.
Je kent haar niet. Ze is jong en nieuw, de tweede huisarts van de praktijk. Je vertelt haar de reden van je komst. Ze vraagt het een en ander, doet een paar onderzoekjes en stelt een bloedonderzoek en het laten maken van röntgenfoto's voor. Inderdaad naar het ziekenhuis dus. Het is niet anders. Je maakt bij de assistent een vervolg afspraak met haar en thuis telefonisch afspraken met het OLVG – Oost. Waar je ook snel terecht kan en ter plaatse niet lang hoeft te wachten voordat je aan de beurt bent..
Een paar dagen later terug bij de huisarts, hoor je haar hoesten als je in de wachtkamer zit. Ze roept je binnen zonder dat er een andere patiënt is vertrokken. Die was er dus niet. Zoals je al hoorde is ze verkouden en daarom draagt ze een mondkapje. Hoewel haar gezichtsexpressie daardoor grotendeels is verborgen, merk je toch dat ze gespannen is. Hoe het gaat? Ietsje beter, antwoord je op je hoede.
Ze kijkt naar haar computerscherm: de uitslagen van het bloedonderzoek zijn goed, het PSA is zelfs gelijk gebleven terwijl het eerder gestaag steeg. Wat nogal verbazingwekkend is, want behalve een lichte slijtage in de gewrichten tonen de röntgenfoto's ook witte vlekjes die op uitzaaiingen kunnen duiden. Maar het kan ook iets anders zijn, voegt ze er haastig aan toe. Je vraagt haar maar niet wat dan wel. Artsen hebben in het verleden vaker geprobeerd je zo en naar later bleek ten onrechte gerust te stellen.
Ze vertelt contact te hebben opgenomen met je uroloog in het OLVG en hem heeft gevraagd wat ze tegen je moest zeggen. ‘Dat je het niet weet,’ heeft hij geantwoord. Hij zal op korte termijn een pet scan regelen in het OLVG - West, waar de nucleaire geneeskunde is gevestigd.
Bij het afscheid wrijft ze je bemoedigend langs een bovenarm en zegt dat ze je nog zal bellen om te vragen hoe het verder met je gaat.
2
Na een lange maand - het kon kennelijk niet eerder – ‘s middags met bus en tram op weg naar het OLVG – West voor de pet scan. Het stormt. IJmuiden meldt windkracht 9. Een dakloze man is gedood door een boomtak. Iemand is van een trap gewaaid en daardoor zwaar gewond geraakt. Bij Schiphol is een vrachtwagen omgewaaid. Zelfs de tram schudt af en toe door de wind, maar je bereikt zonder hindernissen het ziekenhuis.
Het OLVG – West wekt de indruk een voormalig bankgebouw te zijn dat is ingericht als ziekenhuis. Wat niet zo is, het is altijd een ziekenhuis geweest. Maar het doet hier en daar wat provisorisch aan, vooral in de centrale hal, en de looproutes naar de afdelingen zijn nogal ingewikkeld. In het OLVG - Oost is het door die fraaie lichtstraat met afslagen allemaal veel overzichtelijker. Maar de kwaliteit van de zorg zal op beide locaties wel hetzelfde zijn.
Zo’n pet scan heb je ruim twee jaar geleden ook al eens gehad. Toen bleek dat de kanker weer actief was rond de plek waar de prostaat had gezeten voordat die jaren eerder operatief was verwijderd. In overleg met het Anthonie van Leeuwenhoekziekenhuis werd toen besloten dat je PSA ieder halfjaar zou worden gecontroleerd en als die te hoog opliep zou er een hormoonkuur kunnen begonnen als je dat wilde. Je kon er oud mee worden, werd je gezegd. Maar dat was je al. Over uitzaaiingen werd toen niet gerept. Nu wel.
Je gaat, zoals was verzocht, naar de administratie in de centrale hal. Daar worden je gegeven gecontroleerd. Dan loop je via een met een cijfer en een kleur aangegeven route naar de afdeling nucleaire geneeskunde, waar je na je te hebben aangemeld wacht tussen andere wachtenden. Veel ouderen maar niet uitsluitend. Je bent vroeg en wachten duurt lang. Gelukkig heb je het een en ander te lezen meegenomen.
3
Op ongeveer de afgesproken tijd word je opgehaald voor een infuus met een nucleaire vloeistof en een plasmiddel. Kennelijk moet je blaas zo leeg mogelijk zijn voor de scan. Terwijl je op een baar zit stroomt de vloeistof je arm en verder je lichaam in. Na een minuut of tien is het klaar en kun je weer terug naar de wachtkamer. Je leest, moet vaak naar de wc, krijgt genoeg van lezen en wachten, maar moet dat desalniettemin nog geruime tijd doen voordat je na bijna twee uur wordt opgehaald voor de scan.
Nog een keer naar de wc en dan mag je op je rug en met je armen langs je hoofd plaatsnemen op de baar van het scanapparaat. De jonge vrouw met een hoofddoek die je begeleidt, zegt dat je stil moet liggen en dat ze je in de controle ruimte kunnen zien en horen, zodat je kunt waarschuwen als er iets is. Dan trekt ze zich terug en komt de baar in beweging. Boven de tunnel waar je in wordt geschoven staat met zilveren letters PHILIPS. Sommige mensen krijgen last van claustrofobie in die tunnel maar jij kunt het wel aan. Het apparaat zoemt, de baar schuift en stopt verscheidene malen. Je bedenkt dat ze in de controle ruimte nu zicht hebben op waar jij geen weet van hebt en dat verontrust je terwijl het toch de bedoeling is.
Na een minuut op twintig is het gedaan. Je moet nog even wachten om te horen of de scan is gelukt. Als dat het geval blijkt, mag je naar huis. Nog even geduld. Overmorgen krijg je, ook in dit ziekenhuis, van de uroloog de uitslag. De dag daarna gaat het personeel in staking voor meer loon en betere werkomstandigheden.
4
Opnieuw met bus en tram naar het OLVG - West. Deze keer ‘s ochtends met rustig en zonnig weer. Het is de dag van de verkiezingen voor de provinciale staten en de waterschappen.
Goede vriendin G. heeft telefonisch aangeboden er na de uitslag te zijn om je aan te horen. Ze weet dat meegaan voor echtvriendin A. een te zware opgave is. Je zei dat het niet nodig is. Of je er dan tegen was? Nee, dat ook weer niet. Goed, dan zou ze er zijn, in het restaurant op je wachten. Nou, restaurant is een wat overdreven benaming voor de restauratie daar. Het is meer een door schotten afgescheiden koffiehoek. Maar goed, daar zal ze dus op je wachten.
Je bent weer vroeg. Deze keer moet je naar de afdeling urologie. Je volgt de route ernaartoe door het labyrint van het ziekenhuis en vervoegt je ter plekke bij de receptioniste. Er is op je gerekend. Je gaat zitten wachten. Een lichte ruimte met stoelen en banken in pastelkleuren. Serene rust. Twee, later drie andere mannen. Op de receptioniste na geen vrouwen. Dat is vaak zo bij urologie.
Je hebt je voorbereid op een slechte uitslag, want wat kunnen die witte vlekken op de röntgenfoto's anders betekenen dan uitzaaiingen. Maar tegelijkertijd kun je je niet voorstellen dat er werkelijk zoiets met je aan de hand is, want hoe kan het dan dat het PSA stabiel is gebleven?
Zacht neurie je de melodie van La Fanette van Jacques Brel. Je ziet het hem zingen, hoort de woorden: Nous étions deux amis et Fanette m’aimait / La plage était déserte et dormait sous juillet / Si elle s’en souviennent les vagues vous diront / Combien pour la Fanette j’ai chanté de chansons.
Je neuriede het ook vaak toen je zo’n twee jaar na de prostaatoperatie zeven weken lang iedere werkdag naar het AMC moest voor een bestraling omdat de kanker terug was gekomen. En wellicht zal het origineel te zijner tijd bij je uitvaart klinken. Als je nabestaanden die wens tenminste zullen respecteren, dat weetje maar nooit. Veel kan het je trouwens niet schelen: hoe, wat en waar, je merkt er toch niets meer van.
5
Later dan afgesproken komt de uroloog je ophalen. Met nog net niet knikkende knieën volg je hem naar zijn werkkamer. Iedereen gaat dood, door je leeftijd zal niemand ervan opkijken als je eerdaags de pijp uitgaat en je vindt het leven geen feest, maar toch.
Jullie nemen plaats en de uroloog vraagt hoe het gaat. Je zegt dat je gespannen bent. Of hij daar een rol in speelt? Dat zou je wel denken. Je herinnert hem aan de witte vlekken en de pet scan. Hij knikt, raadpleegt zijn computer en roept: ‘Oh, maar er is niets aan de hand!
‘Niets aan de hand,’ herhaal je verbaasd, ‘en die witte vlekken dan?’
Hij haalt zijn schouders op en zegt dat de pet scan in ieder geval geen uitzaaiingen toont, alleen wat slijtage: ‘Dus, tast in de buidel, koop een goede fles Bordeaux en toost er vanavond op. Of drink je geen wijn?’
‘Jawel, en dat zal ik doen, wijndrinken op doktersvoorschrift.’
Jullie lachen. Maar echt opgelucht voel jij je niet. Je kan die uitslag nauwelijks geloven. Je herinnert hem aan je pijnklachten. Daar hij niet zwaar aan. Jij wel. Hij zegt een brief naar je huisarts te zullen sturen en je zoals gebruikelijk te zullen bellen na het halfjaarlijkse bloedonderzoek, waartoe je bij de receptioniste alvast een formulier kan ophalen.
Dat doe je en gaat dan naar beneden, waar goede vriendin G. inderdaad op je zit te wachten in het koffiehoekrestaurant. Ze leest, merkt je niet op. Je kriebelt haar op haar hoofd. Verrast kijkt ze op, begroet je en biedt aan koffie voor je te halen, vraagt niet naar de uitslag. Kennelijk vindt ze dat je daar zelf maar mee moet komen.
‘Koffie met taart,’ zeg je, ‘want er valt wat te vieren.’
‘Oh ja?’
Je vertelt haar de uitslag. Ze reageert opgetogen en vraagt wat voor taart je wilt. Zij trakteert maar wil zelf geen taart. Je gaat even kijken wat ze hebben: alleen koek. Bij haar terug zeg je dat je, bij gebrek aan taart, koffie met een koffiekoek wilt. En dat gaat ze dan voor je halen.
Ondertussen bel jij echtvriendin A. om haar het goede nieuws te melden. Ook zij is dan opgetogen. Zelf ben je vooralsnog de enige die dat niet is. Natuurlijk ben je wel blij dat er geen uitzaaiingen zijn, maar je vraagt je toch ook af wat er dan wel mis is, want je voelt je al maanden niet goed en daar is de pijn in je lijf nog bijgekomen en zowel het een als het ander zal door die uitslag toch niet plotseling verdwenen zijn.
Goede vriendin G. komt terug met koffie en koek. Het boek waarin zij las, ligt op de tafel: Een wolkenkrabber op de savanne van Koert Lindijer. Ze zegt het erg goed te vinden en wijst je op de dankwoorden achterin, waar Lindijer haar betreurde echtgenoot, die een vooraanstaand Afrikadeskundige was, bedankt en prijst. Ook zij wordt genoemd maar dat vindt ze niet belangrijk.
Als jullie opstappen gaat zij naar haar fiets en jij naar de tramhalte. Geweldig dat ze naar het ziekenhuis is gekomen om je te steunen! Voordat ze naar huis gaat, zal ze eerst nog gaan stemmen. Vanmiddag ga jij dat ook doen, samen met echtvriendin A.
Je hebt niet gezaaid, hoeft niet te oogsten, of is dat de oogst?
*
VREEMDGEGAAN
‘Vond je het gisteren te koud?’ vraagt een verkoopster van de viswinkel.
‘Nee, op woensdag ga ik vaak, niet altijd hoor, naar de markt en dan eet ik daar een haring.’
‘Oh…!’
‘Ja, ik ging vreemd.’
Lachend draait ze zich om naar haar collega’s en roept: ‘Hij is gisteren vreemdgegaan!’
De collega’s lachen ook maar er zitten klanten te eten, dat kan daar, en die kijken plotseling allemaal nieuwsgierig naar jou. De verkoopster begrijpt daardoor dat het verkeerd wordt begrepen en voegt er haastig aan toe: ‘Hij heeft gisteren een haring op de markt gekocht.’
Dan weten de klanten genoeg en worden de blikken afgewend, al dan niet teleurgesteld.
GELUK BIJ EEN ONGELUK
Storm, regen en vroeg donker. In regenpak op de fiets van je werkadres op weg naar echtvriendin A. Eerst naar de Volendammer viswinkel voor je welverdiende haring. Het is er stil. Ze zien je aankomen en weten wat je wilt.
‘Wat een weer, hè.’
‘Zeg dat wel.’
‘Eet smakelijk.’
‘Bedankt.’
Na de haring door naar echtvriendin A. Voor de doorgang naar de autovrije wijk waar zij woont is een op/afgang voor onder andere fietsers. Je rijdt daar vrijwel dagelijks maar het is donker, er liggen plassen en je brillenglazen zijn beregend. Je denkt de op/afgang al te hebben bereikt maar botst tegen de stoeprand, slaat bijna over de kop en ligt voordat je het weet met je fiets in de stromende op de stoep. Een auto stopt. Je staat gauw op en tilt je fiets overeind. Kennelijk stelt dat de bestuurder/ster gerust want de auto rijdt door. Jij ook. Alles doet het nog maar je hebt een pijnlijke rechterknie.
Bij echtvriendin A. trek je het regenpak uit. Dat is ongeschonden maar in de rechter pijp van je gewone broek gaapt een groot gat en op je rechterknie een bloederige schaafwond. Die broek kan weg maar je knie niet. Een kapotte broek, een schrijnende en stekende wond en later ook spierpijnen. Maar niets gebroken. Hoe noem je dat? Juist, een geluk bij een ongeluk.
SCHARRELEN
Echtvriendin A. en jij komen terug van de supermarkt. Jij met een volle trolley voorop, zij met haar stok een eindje achter je. Af en toe wacht je even op haar tot ze je heeft ingehaald. Een jonge vrouw knikt je toe en spreekt je aan:
‘Hallo, u kent mij niet maar ik zie u vaak lopen vanuit mijn woning. Uw vrouw,’ ze wijst naar echtvriendin A., ‘zij is toch uw vrouw?’ Je knikt. ‘zij loopt altijd achter u.’
‘Ja, ik loop sneller maar blijf wel bij haar in de buurt, hoor,’
Ze richt zich tot echtvriendin A.
‘Ik vertel net aan uw man dat ik jullie hier regelmatig zie rondscharrelen.’
‘Ik scharrel niet,’ zegt echtvriendin A. gepikeerd, ‘ik loop gewoon.’
De vrouw wordt afgeleid door een man met twee kinderen. Ze blijken bij haar te horen, vrolijk kwetterend loopt ze met ze door.
Echtvriendin A. voegt zich bij jou. Ze heeft rondscharrelen als een negatieve kwalificatie opgevat, maar zo bedoelde de vrouw het toch echt niet.
Maak jouw eigen website met JouwWeb