VERSLAGEN: van een mislukt leven.

 

Herinneringen zijn gebeurde verzinsels.

Yackobes Chraduz - Albanees wijsgeer

 

 

 

AMSTERDAM

 

2

 

VIOLISTE M.

 

Door een toenemend vertrouwen van haar ouders in jou werd M. haar vrijheid van gaan en staan groter. Misschien ook door het besef van de pil. Toch werd je nog wel te verstaan gegeven dat je het niet in je hoofd moest halen de plannen die zij voor hun dochter hadden te dwarsbomen. Waarmee ze niet op de eerste plaats op een vroegtijdige zwangerschap doelden maar waarmee ze je waarschuwden dat je niet op de een of andere manier haar voorbestemde muzikale loopbaan ondergeschikt zou moeten proberen te maken aan je eigen ambities. Het idee!

 

Natuurlijk, het was geweldig dat ze hun dochter ondanks de financiële krapte naar het conservatorium hadden kunnen laten gaan. Maar jij was wel de laatste die haar daarin zou proberen te dwarsbomen. Wat zij trouwens ook niet zou hebben laten gebeuren. En de toenmalige directeur van dat conservatorium, via vriendin M.’s vioollerares op de hoogte van het kunstenaarschap van haar vader en de financiële krapte dientengevolge, wist ze de weg te wijzen naar een of ander studiefonds.

Door de grotere vrijheid die M. dus werd gegund, verkeerde zij in haar vrije tijd vaak met en bij jou. Jullie zwierven samen door de stad, gingen naar de bioscoop - gek op de Nouvelle Vague - zaten in cafés, fietsten naar het Amsterdamse bos of naar Amsterdam - Sloten om bloemen te kopen bij de kwekerijen die daar toen nog waren.

 

En jullie verbleven natuurlijk ook vaak zeer samen op je kamer in de Bilderdijkstraat. Op den duur zelfs in de weekeinden ook ’s nachts, wat nog steeds niet mocht van je hospessen. Ze hadden er je al eens op aangesproken: de jonge dame mocht niet blijven slapen, hoor! Hadden ze een vermoeden, hadden ze ondanks de traplooptechniek die je ook al met vriendin L. en anderen had bedreven, toch gehoord dat jullie samen naar boven gingen? Hadden jullie voor niets tot laat in cafés gezeten? In ieder geval gingen jullie er gewoon mee door en werd er na die ene keer nooit meer iets over gezegd. Misschien vonden je hospessen, waar je een goede band mee had, het uiteindelijk toch eigenlijk wel best, hadden die uit fatsoensoverwegingen gezegd wat ze vonden dat ze erover zeggen moesten en lieten ze het daar verder bij? De moraal veranderde op dat gebied trouwens snel. Halverwege de jaren zestig waren de jaren vijftig echt voorbij.

 

Het café waar jullie meestal zaten om het laat te maken, was Kuckertz in de Leidsestraat. Het bestaat niet meer. Jullie zaten er altijd aan een tafel in een nis naast de voordeur. M. dronk dan in al die uren slecht een glas rode wijn, jij een paar glazen bier of oude jenever. Aan de bar zat vrijwel altijd hetzelfde groepje mannen van middelbare leeftijd dat je aan het chanson Les paumés du petit matin van Jacques Brel deed denken. Hun gesprekken gingen nogal eens over hoe de gevreesde kater te bestrijden die onherroepelijk wachtte. De barkeeper was een kleine al wat oudere man die een gemoedelijk soort afstandelijkheid uitstraalde. Na verloop van tijd werden jullie door hem en de kroegtijgers herkend als het stel van de late zaterdagavond. Maar het contact bleef beperkt tot vriendelijk groeten en af en toe een welwillende opmerking.

 

Een keer zat er een man alleen langdurig aan een tafel achter in het café met een glas bier voor zich uit te staren. Plotseling stond hij op en ging naar de bar om af te rekenen. Toen hij daarna richting uitgang liep, riep een van de kroegtijgers met dubbele tong: ‘Hé, jij lijkt me een heel aardige kerel!’ Verrast draaide de man zich om. ‘Maar wel doorlopen,’ zei toen de kroegtijger, ondanks zijn benevelde brein kennelijk geschrokken door het effect van zijn opmerking. Waarna de man afdroop en jullie in de lach schoten. De kroegtijger zag het en grijnsde, trots genietend van zijn succes, alsof hij een geslaagde mop had verteld.

 

Vanwege een geleidelijk opgelopen spanning in de verhouding met haar ouders - vermoedelijk doordat haar vader het moeilijk had met het gebrek aan erkenning van zijn kunstenaarschap - voelde M. zich gedwongen vlak voor haar eindexamen van het conservatorium het ouderlijke huis te verlaten. Jullie konden er toen in de Bilderdijkstraat zonder problemen een tweede kamer bij huren. De hospessen maakten er geen punt van dat jullie ongetrouwd gingen samenwonen. De jaren vijftig waren inderdaad voorbij, en ook voor hen stonk geld niet.

 

1

 

M. de voormalige vriendin van vriend Guus bleef dus, zoals eerder vermeld, negentien jaar bij je. Aanvankelijk vroeg ze zich nog af of ze door voor jou te kiezen geen verraad pleegde aan Guus. Maar dat praatte je uit haar hoofd, ook al wist je toen al wel beter. En na verloop van tijd speelde het geen rol meer. Eigenlijk was je in het begin niet eens zo heel erg verliefd op haar. Je had het wel heviger te pakken gehad. Maar je voelde wel direct dat je haar voor langere tijd, hopelijk zelfs voor altijd, aan je wilde binden.

 

Zij woonde nog thuis en speelde viool. Ze had de middelbare school net voltooid en was toegelaten tot het conservatorium van het Muzieklyceum, waar ze in het najaar zou beginnen. Haar ouderlijk huis, een maisonnette in een flatgebouw net achter de Westlandgracht in Amsterdam - Slotervaart was gedeeltelijk ingericht als atelier omdat haar vader kunstschilder was. Ze had twee jongere zusters en twee nog jongere broers. Het was daar armoe troef, het lot van veel kunstenaarsgezinnen in die tijd, en soms nog wel. Maar haar moeder wist op bewonderenswaardige wijze toch altijd rond te komen met het huishoudgeld. En het was er een gastvrije bedoening. Jongeren met artistieke ambitie, conservatorium studenten, studenten van de Academie voor Kleinkunst en van balletopleidingen - de oudste zus van M. volgde een balletopleiding en danste enige tijd bij Het Nationale ballet - kwamen er graag omdat ze er, vaak in tegenstelling tot thuis, konden praten over wat ze bezighield. Maar M. en haar zussen waren voor veel jonge mannelijke bezoekers zeker ook een reden om er op bezoek te gaan: de concurrentie was van meet af aan verontrustend, zoals het voor Guus was geweest door jou.

 

Jij kon er altijd mee-eten en je hebt veel van je ontwikkeling op artistiek gebied aan de omgang met haar ouders, vooral aan haar vader te danken. Maar er heerste toch ook een soort benepenheid die je in een kunstenaarsgezin niet zou verwachten. Op seksueel gebied waren haar ouders bijvoorbeeld nogal ouderwets. Toen M. voor het eerst een broek met een rits aan de voorkant had gekocht - vrouwenbroeken hadden die toen nog vaak aan de zijkant - werd er afkeurend tegen haar gezegd dat het natuurlijk was om het jou makkelijker te maken. Een preutsheid die waarschijnlijk vooral werd ingegeven door angst. Haar ouders waren door eigen ervaring erg bevreesd dat hun dochters vroegtijdig zwanger zouden raken. Waarschijnlijk hoopten ze tegen beter weten in dat de omgang tussen M. en jou vooralsnog platonisch zou blijven, wat al vanaf het begin natuurlijk niet het geval was. Tot de pil uitkomst bood, namen jullie grote risico’s op dat gebied.

 

Toen ook M.’s oudste zuster een vaste vriend kreeg en zij evenals jullie herhaaldelijk in bedekte termen werd gewaarschuwd voor zwangerschap, bekende zij de pil te gebruiken, waarna haar moeder in tranen uitbarstte. Zij en haar man hielden van hun vijf kinderen, maar het was natuurlijk niet de bedoeling geweest er vijf te krijgen. Iedere geboorte had een extra last betekend voor het karige kunstenaarsinkomen. Als zij hadden kunnen beschikken over de pil was het ongetwijfeld anders gelopen.

 

M.’s opa van vaderskant was een Duitser, en hoewel haar vader zich door de oorlog erg anti Duits betoonde, was hij zelf nogal Duits in de zin van Ordnung muss sein. Hij was streng en dominant. Als hij ’s avonds weg was om teken - schilder - en pottenbaklessen te geven in een buurthuis in de Zaanstreek, was de sfeer thuis vaak heel ongedwongen. Maar vlak voordat hij thuis zou komen, sloeg de onrust toe. Dan moest er opgeruimd worden en werd er vervolgens stijfjes gewacht op zijn komst in de hoop dat hij niets aan te merken zou hebben en in een goede bui zou zijn. Maar ook als dat laatste het geval was, werd de sfeer meestal niet meer zo ongedwongen als voor zijn thuiskomst.

 

Wordt vervolgd.